In 2013 ging onder de auspiciën van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding (IGO) het pilootproject AIAKOS, het Europees uitwisselingsprogramma voor gerechtelijke stagiairs en jonge rechters en parketmagistraten, van start. Tijdens het programma van twee weken doen de deelnemers onder andere een week praktische ervaring op in een andere Europese lidstaat. Vandaag een jaar later heeft AIAKOS zijn vaste plaats ingenomen tussen het brede aanbod aan Europese uitwisselingsprogramma’s en is het programma verplicht voor Belgische tweede en derdejaars stagiairs. Hoe kijken de deelnemers van het pilootproject aan tegen deze uitwisseling? Door de verhalen van twee deelnemers op te tekenen, gaan we na wat het programma voor hen betekend heeft en hoe zij dit ervaren hebben. In deel 2 geeft een gerechtelijke stagiair bij de rechtbank van eerste aanleg in Namen ons tekst en uitleg over zijn beleving in Firenze.

Wat waren uw verwachtingen over de opleiding ?
Stagiair: “In eerste instantie leeftijdsgenoten ontmoeten die in hun eigen land op het punt staan om magistraat te worden. Ik wou hun persoonlijk traject ontdekken, net als de toegangsmogelijkheden waarover zij beschikken om het beroep uit te oefenen en daarnaast wou ik weten wat de gemiddelde leeftijd was van startende rechters en procureurs van andere Europese lidstaten. Blijkt dat sommigen veel jonger zijn dan bij ons! Daarnaast, wou ik culturele en intellectuele ervaringen uitwisselen met collega’s van andere landen. Het is te zeggen, ik wou nagaan of ze in hun eigen land kampen met problemen ten gevolge van de economische crisis of in bepaalde regio’s met maffiagerelateerde verschijnselen. Aangezien ik naar Italië vertrokken ben, is deze vraag met de nodige omzichtigheid voorgelegd aan de Italiaanse collega’s. Ze hebben geleid tot levendige discussies. Ik heb eveneens gevraagd om deel te nemen aan hoorzittingen in buitenlandse justitiepaleizen. Ik dacht, en ik denk dat ik gelijk heb, dat men bepaalde zaken moet aanvoelen. Tijdens een correctionele of civiele zitting, kunnen er immers veel conclusies getrokken worden, of het nu gaat om de gerechtelijke realiteit of de meer algemene mentaliteit die heerst in de lidstaat waarnaar je wordt gezonden.”
Werden die verwachtingen ook ingelost?
Stagiair: “ de volle 100 % ! Het overtrof zelfs mijn verwachtingen.”
Wat bent u te weten gekomen dat u kan helpen in uw functie ?
Stagiair: “Misschien het relativeren van bepaalde overtuigingen die vaak als “zekerheden” worden aanzien in ons eigen rechtstelsel en juridisch apparaat. Volgens mij is dit eigen aan elke opleiding waarbij je naar het buitenland gezonden wordt: je herontdekt je eigen realiteit en je stelt bepaalde dogma’s in vraag die binnen je eigen professionele leefwereld een vast gegeven zijn, ook al worden ze elders soms als vreemd beschouwd.”
Bent u ook meer te weten gekomen over hoe magistraten in andere EU-landen nadenken over recht en justitie in het algemeen?
Stagiair: “Zeker en vast. Maar vergis u niet, de verschillen die eventueel opduiken zijn mijn inziens eerder te wijten aan persoonlijkheidsverschillen. Ze geven een ander perspectief aan de manier waarop recht en justitie wordt begrepen. Op Europees niveau zijn nationaliteiten weinig van belang. Dat is een van de lessen die ik getrokken heb uit deze ervaring: binnen de Europese lidstaten kunnen in alle landen dezelfde breuklijnen voorkomen. En je kan niet zeggen dat de perceptie over het recht en justitie bij de vertegenwoordigers van de landen waarmee ik in contact ben gekomen totaal anders is dan in België. Er kunnen wel individuele verschillen zijn, en zij hebben uiteenlopende richtingen gegeven aan onze discussies. Ik denk dat er in de gerechtelijke leefwereld van de Europese lidstaten een gemeenschappelijk gedachtegoed leeft .”
Kampen magistraten in andere EU-lidstaten met gelijkaardige problemen als u ?
Stagiair: “Ondanks het feit dat het moeilijk is om een volledig antwoord te geven, denk ik van wel. Veel collega’s hebben me gezegd dat ze veel werken en dat het werk veeleisend is. Aangezien ik heel wat jonge professionals van mijn leeftijd ben tegengekomen die, net zoals ik, nog niet benoemd waren heb ik dezelfde soort druk ervaren die ook mijn Belgische collega’s ondervinden over onze werkonzekerheid. Op dat vlak heerst hetzelfde gevoel. Een element dat me eveneens bijgebleven is, is de kwaliteit van de Italiaanse infrastructuur, bijvoorbeeld van het Justitiepaleis in Firenze. Helaas denk ik niet dat we over dergelijk materiaal beschikken in België. Volgens mij is ook ons materieel werkkader minder gunstig dan dat van hen. Tenslotte kunnen bepaalde lokale aspecten een impact hebben op de moeilijkheden die men op het werk ondervindt. Ik denk bijvoorbeeld aan Sicilië waar de functie van magistraat niet elke dag uitgeoefend dient te worden.”
Zou u de opleiding aanraden aan uw collega's ? Waarom ?
Stagiair: “Ja, zeker en vast, als men zin heeft om te vertrekken en een buitenlands juridisch systeem te ontdekken. Ik denk dat een dergelijk programma slechts nuttig is als je gemotiveerd bent om te vertrekken en om de buitenlandse realiteit te ontdekken. Op zich is het duidelijk dat de ervaring boeiend en verrijkend is, en dat er zowel reden is voor tevredenheid als voor persoonlijke verrijking. Maar dan moet volgens mij de wil er echt zijn om er het maximale uit te halen. Indien dit het geval is, dan moet men zich kandidaat stellen en het avontuur tegemoet gaan. Het is zeker en vast de moeite waard. Om te besluiten, zou ik zeggen dat de ervaring zeer nuttig was en dat mocht de gelegenheid zich opnieuw voordoen, ik geen seconde zou twijfelen om me een tweede maal kandidaat te stellen.”